Wat
de rechtspraak betreft, is het Benelux-Gerechtshof
bevoegd om op verzoek van
de nationale rechtscolleges (eerste begrip) van de
drie Benelux-landen rechtsregels uit
te leggen, die aan die landen gemeen zijn (tweede
begrip).
A. Nationale rechtscolleges
Alle nationale rechters van de drie Benelux-landen
kunnen ongeacht hun niveau
(vrederechters / kantonrechters, rechtbanken, Hoven
van beroep / Gerechtshoven, Hof
van Cassatie / Hoge Raad) of het kader van hun
bevoegdheden (kort geding,
administratieve zaken) het Benelux-Gerechtshof
vragen van uitleg van de
gemeenschappelijke rechtsregels voorleggen.
De inschakeling
van het Hof is echter aan zeer strikte voorwaarden
verbonden, daar
artikel 6 van het Verdrag voorschrijft dat de
vraag van uitleg in het kader van een
geding dient te rijzen en dat die vraag dient
te worden beantwoord opdat de nationale
rechter tot een uitspraak zou kunnen komen. In
de loop van een geding moet de
noodzaak zich dus voordoen om het Benelux-Hof
te raadplegen, waarbij het uitsluitend
aan de nationale rechter toekomt te beoordelen
of het noodzakelijk is de zaak naar het
internationale rechtscollege te verwijzen.
Bepaalde
nationale rechtscolleges zijn niet slechts bevoegd,
doch wel verplicht om de
zaak naar het Benelux-Hof te verwijzen; het gaat
hierbij met name om de
rechtscolleges tegen de uitspraken waarvan
krachtens het nationale recht geen
beroep kan worden ingesteld, m.a.w. die welke
in een nationale procedure het laatste
rechterlijke woord hebben en bijgevolg de nationale
jurisprudentie daadwerkelijk
sturen.
Alle nationale rechtscolleges, zelfs die waarop
in beginsel een verplichtheid rust de
vraag van uitleg aan het Benelux-Hof voor
te leggen, mogen dit echter niet doen indien
er redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan
omtrent de oplossing van de gerezen vraag
van uitleg of de zaak wegens haar spoedeisend
karakter geen uitstel gedoogt.
Ten slotte kunnen de nationale rechtscolleges
ook beslissen het Benelux-Hof niet te
raadplegen indien ze het antwoord overnemen,
dat reeds eerder door het Hof in een
arrest of een advies is gegeven. B. De gemeenschappelijke
rechtsregels
Welke zijn die regels voor de uitleg
waarvan het Benelux-Hof bevoegd is?
Het antwoord hierop is tegelijk eenvoudig (in theorie)
en ingewikkeld (in de praktijk):
- eenvoudig, want
het Verdrag van 31 maart 1965 vereist dat de
gemeenschappelijke rechtsregels als zodanig worden
aangewezen in een verdrag dat
door de drie Benelux-Staten is ondertekend en
tussen die Staten in werking is
getreden (3) (in welk geval het gemeenschappelijk
karakter voorlopig tot die twee Staten
beperkt blijft) of in een beschikking van het
Comité van
Ministers van de Benelux
Economische Unie;
- ingewikkeld, want bij een
in 1982 in werking getreden Protocol dat een
groot
aantal beschikkingen en aanbevelingen als gemeenschappelijke
rechtsregels aanwijst,
tevens wordt bepaald dat besluiten van het
Comité van
Ministers en van bepaalde
ministeriële werkgroepen, die genoemde
teksten zullen wijzigen, aanvullen of
vervangen eveneens als gemeenschappelijke rechtsregels
zullen gelden.
Wanneer het Hof een verzoek om een prejudiciële
uitspraak ontvangt, moet het zich er
zodoende steeds van vergewissen dat de uit te leggen
tekst wel degelijk als een
gemeenschappelijke rechtsregel door de regeringen
is aangewezen. Bovendien
hebben de regeringen de mogelijkheid de bevoegdheid
van het Hof te differentiëren en
deze uitsluitend tot adviezen (4) dan wel tot rechtspraak
te beperken.
|