Regentschapsstraat 39
1000 Brussel
Tel.: +32 (0)2 519 38 61
www.courbeneluxhof.be

 
 
TWEE NADER TE OMSCHRIJVEN BEGRIPPEN

Wat de rechtspraak betreft, is het Benelux-Gerechtshof bevoegd om op verzoek van de nationale rechtscolleges (eerste begrip) van de drie Benelux-landen rechtsregels uit te leggen, die aan die landen gemeen zijn (tweede begrip).

A. Nationale rechtscolleges

Alle nationale rechters van de drie Benelux-landen kunnen ongeacht hun niveau (vrederechters / kantonrechters, rechtbanken, Hoven van beroep / Gerechtshoven, Hof van Cassatie / Hoge Raad) of het kader van hun bevoegdheden (kort geding, administratieve zaken) het Benelux-Gerechtshof vragen van uitleg van de gemeenschappelijke rechtsregels voorleggen.

De inschakeling van het Hof is echter aan zeer strikte voorwaarden verbonden, daar artikel 6 van het Verdrag voorschrijft dat de vraag van uitleg in het kader van een geding dient te rijzen en dat die vraag dient te worden beantwoord opdat de nationale rechter tot een uitspraak zou kunnen komen. In de loop van een geding moet de noodzaak zich dus voordoen om het Benelux-Hof te raadplegen, waarbij het uitsluitend aan de nationale rechter toekomt te beoordelen of het noodzakelijk is de zaak naar het internationale rechtscollege te verwijzen.

Bepaalde nationale rechtscolleges zijn niet slechts bevoegd, doch wel verplicht om de zaak naar het Benelux-Hof te verwijzen; het gaat hierbij met name om de rechtscolleges tegen de uitspraken waarvan krachtens het nationale recht geen beroep kan worden ingesteld, m.a.w. die welke in een nationale procedure het laatste rechterlijke woord hebben en bijgevolg de nationale jurisprudentie daadwerkelijk sturen.

Alle nationale rechtscolleges, zelfs die waarop in beginsel een verplichtheid rust de vraag van uitleg aan het Benelux-Hof voor te leggen, mogen dit echter niet doen indien er redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan omtrent de oplossing van de gerezen vraag van uitleg of de zaak wegens haar spoedeisend karakter geen uitstel gedoogt.

Ten slotte kunnen de nationale rechtscolleges ook beslissen het Benelux-Hof niet te raadplegen indien ze het antwoord overnemen, dat reeds eerder door het Hof in een arrest of een advies is gegeven.

B. De gemeenschappelijke rechtsregels

Welke zijn die regels voor de uitleg waarvan het Benelux-Hof bevoegd is?
Het antwoord hierop is tegelijk eenvoudig (in theorie) en ingewikkeld (in de praktijk):

  • eenvoudig, want het Verdrag van 31 maart 1965 vereist dat de gemeenschappelijke rechtsregels als zodanig worden aangewezen in een verdrag dat door de drie Benelux-Staten is ondertekend en tussen die Staten in werking is getreden (3) (in welk geval het gemeenschappelijk karakter voorlopig tot die twee Staten beperkt blijft) of in een beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie;

  • ingewikkeld, want bij een in 1982 in werking getreden Protocol dat een groot aantal beschikkingen en aanbevelingen als gemeenschappelijke rechtsregels aanwijst, tevens wordt bepaald dat besluiten van het Comité van Ministers en van bepaalde ministeriële werkgroepen, die genoemde teksten zullen wijzigen, aanvullen of vervangen eveneens als gemeenschappelijke rechtsregels zullen gelden.

Wanneer het Hof een verzoek om een prejudiciële uitspraak ontvangt, moet het zich er zodoende steeds van vergewissen dat de uit te leggen tekst wel degelijk als een gemeenschappelijke rechtsregel door de regeringen is aangewezen. Bovendien hebben de regeringen de mogelijkheid de bevoegdheid van het Hof te differentiëren en deze uitsluitend tot adviezen (4) dan wel tot rechtspraak te beperken.

(3) Sommige akten, zoals de Overeenkomst houdende eenvormige wet betreffende de dwangsom, gelden als gemeenschappelijke rechtsregels zodra ze slechts tussen twee Staten in werking zijn getreden. In dat geval blijft het gemeenschappelijke karakter voorlopig tot die twee Staten beperkt.

(4) Zoals voor het Verdrag aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken van 27 juni 1962.