De procesgang kan worden beschreven volgens formele
criteria – waarbij een
schriftelijke fase (indienen van stukken) en een
mondelinge fase (pleidooien) wordt
doorlopen – of naar gelang van de deelnemers
aan de procedure.
Hierbij kunnen drie fasen worden onderscheiden:
- Het nationale
rechtscollege handelt:
De nationale rechter beslist
om de vraag van uitleg waarmee
hij wordt
geconfronteerd, aan het Hof voor te leggen.
Hij formuleert zijn vraag in een
beslissing (beschikking, vonnis of arrest)
die door zijn griffie aan de griffie van
het Benelux-Hof wordt toegezonden.
In het Verdrag
van 31 maart 1965 is uitdrukkelijk bepaald
dat de beslissing
waarbij uitleg wordt gevraagd de feiten van
de zaak, waarin het vraagstuk is
gerezen, omschrijft. Aldus wordt het Benelux-Hof
precies ingelicht over de
concrete context die aan het geschil ten
grondslag ligt.
- De partijen voor het nationale
rechtscollege handelen:
- De partijen hebben het
recht binnen een door het Hof vastgestelde
termijn een
memorie bij de griffie in te dienen, waarin
hun standpunt aangaande een of meer
betwiste rechtspunten wordt verdedigd. Binnen
dezelfde termijn kunnen de
ministers van justitie van de drie Benelux-landen
bij het Hof een schriftelijke
uiteenzetting omtrent een geschilpunt indienen.
- Elke
partij en de ministers van justitie kunnen
vervolgens verzoeken een
memorie van antwoord in te dienen.
- Alleen die partijen
en ministers van justitie, die stukken
hebben ingediend,
mogen het Hof verzoeken tijdens een openbare
zitting een mondelinge
toelichting te geven.
- Het Benelux-Hof handelt:
- Het Parket
De met de zaak belaste (plaatsvervangend) advocaat-generaal
legt een
uitvoerig en gemotiveerd advies (“conclusie”)
omtrent de door hem
voorgestelde oplossing over. Dat advies wordt
aan partijen medegedeeld,
waarop zij nog binnen een termijn van een maand
een nadere schriftelijke
reactie kunnen indienen.
- De werkgroep
Er wordt een werkgroep samengesteld bestaande
uit drie leden (één per
land), onder wie een rechter-rapporteur (gewoonlijk
de rechter die de
nationaliteit van de zaak heeft) die met de
opstelling van een conceptarrest
wordt belast. De werkgroep bespreekt dat concept
en het resultaat van die
werkzaamheden wordt in een ontwerparrest neergelegd.
- De raadkamer
Over het ontwerparrest wordt beraadslaagd
in een raadkamer, bestaande uit
negen leden (drie per land).
- Het uitspreken van het arrest op een
zitting
Het arrest wordt door de president of een
rechter die aan de beraadslagingen
heeft deelgenomen, in openbare zitting
en in aanwezigheid van een lid van
het Parket en een griffier uitgesproken.
- Toezending
van het arrest van het Hof
Een afschrift van het arrest wordt door
de griffier toegezonden aan het
rechtscollege dat het verzoek om uitleg
heeft gedaan, aan de partijen en de
ministers van justitie.
Daarmee komt er een
einde aan de internationale rechtsgang voor
het
Benelux-Hof en de nationale procedure
kan opnieuw starten.
Opgesteld door : C. Dejonge, hoofd van de griffie
|