Deze door de griffier
opgestelde lijst laat de bevoegdheid van het Hof
onverlet om in aanhangige
zaken te bepalen of een Benelux-regel daadwerkelijk
een gemeenschappelijke rechtsregel is voor
de uitleg waarvan het bevoegd is.
De lijst geeft
de situatie omtrent de van kracht zijnde gemeenschappelijke
Benelux-rechtsregels
weer, zoals die uit het tot op de datum van onderhavig
overzicht bijgewerkte Benelux-Publicatieblad
blijkt.
Elke akte is op de
datum van ondertekening opgenomen.
De lijst geeft
de juridische grondslag van de
bevoegdheid van het Hof aan door gebruikmaking
van
één van de letters A, B, C, D, E, F of G naast iedere
akte volgens de navolgende methodiek :
A : de
in het Protocol van 29 april 1969 ter uitvoering van artikel 1, lid 2, van
het Verdrag tot instelling van het Hof opgesomde
akten ;
B : de in het tweede Protocol van 11
mei 1974 ter uitvoering van hetzelfde artikel
opgesomde akten ;
C : aanwijzing afgeleid van evengenoemd Protocol
op grond waarvan
beschikkingen en aanbevelingen die de daarin
genoemde akten
wijzigen, aanvullen of vervangen gemeenschappelijke
rechtsregels zijn ;
D : aanwijzing in se, d.i. in de tekst zelf
van bedoelde akte ;
E : aanwijzing ad futurum, d.i. met het oog
op nog op te stellen regels of nog
aan te brengen wijzigingen ;
F : specifieke aanwijzing, d.i. in een akte
die is opgesteld met de bedoeling
een welbepaalde regel aan te wijzen ;
G : aanwijzing bij beschikking
van het Comité van
Ministers;
H : opneming in een gemeenschappelijke rechtsregel.
Ten aanzien van een rechtsregel die volgens één
van de hierboven beschreven methodes als
gemeenschappelijk is aangewezen, kunnen een,
twee of drie van de navolgende bevoegdheden
aan het Hof worden toegekend :
a. rechtspraak op
verzoek van een nationaal rechtscollege (hoofdstuk
III van
het Verdrag tot instelling van het Hof)
b. adviezen op verzoek van een regering (hoofdstuk
IV van het Verdrag)
c. rechtspraak op verzoek van het College van
Scheidsrechters van de Benelux
Economische Unie (hoofdstuk V van het Verdrag).
Daar laatstgenoemde instelling in feite onbestaande
is, is deze laatste bevoegdheid in onderhavige
lijst buiten beschouwing gelaten.
In voetnoten zijn die enkele gevallen aangegeven,
waarin de bevoegdheid van het Hof niet én
de
rechtspraak (type a) én de adviezen (type
b) behelst.